Probleemoplossend denken en handelen is het vermogen om een probleem te (h)erkennen en tot een plan te komen om het probleem op te lossen. Meer specifiek gaat het daarbij om:
problemen signaleren, analyseren en definiëren;
strategieën kennen en hanteren om met problemen om te gaan;
oplossingsstrategieën genereren, analyseren en selecteren;
patronen en modellen creëren en beargumenteerde beslissingen nemen.
Leerlingen leren het probleem te definiëren in een specifieke context en maken gebruik van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden om tot een oplossing te komen. Daarbij is het proces dat leidt tot het oplossen van het probleem belangrijker dan het vinden van de oplossing zelf.
De leerlijn over probleemoplossend denken en handelen is uitgewerkt in zes kolommen, vier fasen met aanbodsdoelen en twee kolommen met voorbeelden. De eerste drie fasen zijn voor primair onderwijs en fase vier is bedoeld voor het voortgezet onderwijs. Om verschillen tussen vmbo en havo-vwo inzichtelijk te maken, worden bij de doelen van fase 4 voorbeelden gegeven die gerelateerd aan eindtermen van verschillende vakken.
In een steeds complexer wordende maatschappij is het belangrijk dat leerlingen leren problemen te (h)erkennen en in staat zijn oplossingen te bedenken en te realiseren. Hiervoor is kennisontwikkeling en innovatie nodig. Door toepassing op actuele en toekomstige maatschappelijke en wereldwijde problemen kan in het onderwijs in alle vakken aandacht besteed worden aan probleemoplossen als doel. Daarnaast kan probleemoplossen als middel dienen ter motivering en legitimering van leren, en om onderwijs te verbeteren en actueel te houden.
Overzicht geraadpleegde bronnen.
Probleemoplossen is het proces dat moet leiden tot een oplossing voor een probleem (of een behoefte, een vraagstuk, vraagstelling). Hierbij gaat het meer om het proces dat leidt tot het oplossen van het probleem dan om het vinden van de oplossing zelf.
Dit betekent dat leerlingen de betekenis van een probleem moeten kunnen (h)erkennen en in een context moeten kunnen plaatsen en relevante contextgebonden vragen moeten kunnen stellen. Ze verbreden en verdiepen hun kennis over concepten in samenwerking met anderen. Ze kunnen onderzoeken en kritisch beschouwen wat anderen over een onderwerp zeggen, kunnen deze informatie verwerken en communiceren/presenteren. Voor het bedenken van oplossingen of innovaties die een bijdrage kunnen leveren aan een betere wereld is creativiteit nodig. Kritisch denken en creativiteit zijn vaardigheden die sterk samenhangen met probleemoplossen.
Om zich de vaardigheid probleemoplossen eigen te maken, doorlopen leerlingen systematisch het (cyclische) proces van probleemoplossen. De stappen zijn:
het 'zien', erkennen, verkennen en verhelderen van het probleem;
analyseren van het probleem;
mogelijke (deel-) oplossingen inventariseren;
afwegen van de mogelijke oplossingen;
selecteren en indien mogelijk toepassen
en evalueren van de oplossing.
Na het afwegen van oplossingen kan worden bezien of er nog andere oplossingen mogelijk zijn, na evaluatie kan alsnog voor een andere oplossing worden gekozen, etc.
Een leeractiviteit die gericht is op probleemoplossen gaat uit van een zo authentiek mogelijk probleem of vraagstelling met een (voor de leerling) onbekende uitkomst. Hierbij wordt altijd gebruik gemaakt van vakspecifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht. De leerling wordt in staat gesteld om het probleem (beter) te definiëren, te analyseren, probleemoplosstrategieën toe te passen, zich nieuwe kennis eigen te maken, verschillende oplossingsrichtingen te onderzoeken en beargumenteerde beslissingen te nemen over de uiteindelijke oplossing.
Een leerling is een probleemoplosser als hij/zij een onderzoekende houding heeft en het probleemoplosproces kan generaliseren zodat deze ook in andere situaties toe te passen is.
Probleemoplossend denken en handelen
De leerling…
Problemen signaleren en verkennen
Weet dat er problemen van verschillende aard zijn en dat veel problemen kunnen worden opgelost
Herkent situaties waarin van een vraag of probleem sprake is, kan aangeven wat onduidelijk is
Kan aangeven in welke situatie het probleem of vraag zich voordoet
Problemen analyseren en definiëren
Kan elementen van het probleem benoemen en daarbij deelvragen formuleren
Kan een probleemstelling formuleren door het verschil tussen huidige en gewenste situatie te omschrijven
Probleemoplosstrategieën kennen en genereren
Weet dat er verschillende probleemoplosstrategieën zijn en kan aangeven uit welke algemene stappen deze bestaan
Kan probleemoplosstrategieën genereren op basis van de probleemstelling
Probleemoplosstrategieën analyseren en selecteren
Kan analyseren welke oplossingsstrategieën passen bij de probleemstelling
Kan criteria benoemen om een keuze te maken uit de voorgestelde oplossingsstrategieën, passend bij de probleemstelling
Mogelijke oplossingen genereren
Kan in verschillende richtingen denken om tot oplossingen te komen
Kan verschillende oplossingsrichtingen voorbeeldmatig uitwerken
Kan denken in patronen om problemen systematisch op te lossen
Kan verbanden leggen en zo mentale modellen creëren die relevant zijn voor het probleemoplossen
Beargumenteerde beslissingen nemen
Kan de voorgestelde oplossingen beoordelen in relatie tot het oorspronkelijke probleem
Kan beredeneren waarom de voorgestelde oplossing(en) passen bij het oorspronkelijke probleem
Toepassen en evalueren van de oplossing
Kan de voorgestelde oplossing toepassen in de praktijk
Kan de voorgestelde oplossing toetsen aan het oorspronkelijke probleem
Kan terugblikken op het doorlopen probleemoplosproces